zondag 27 april 2014

De alles-eter

Er is weinig wat de karper niet lust. De vis kan uitstekend ruiken en proeven, en weet zijn voedsel feilloos te vinden. Dat Cyprinus carpio niet altijd gelijk toehapt op aas dat hem voorgeschoteld wordt, hoe uitgekiend het recept ook is, ligt vooral aan zijn aangeboren voorzichtigheid. Daar weet de karpervisser overigens alles vanaf. De karper neemt met zijn uitstulpbare bek een hap bodemmateriaal en zeeft het voedsel eruit. Indien nodig kraakt hij de hardere voedselbrokken (ook boilies) met zijn keeltanden. Opgenomen modder 'wolkt' de karper naar buiten via bek en kieuwen. Zijn er veel karpers in een plas of meer, dan kan het water daardoor troebel worden. Vissen die gesteld zijn op helder water, zoals de snoek en de ruisvoorn, moeten dan het veld ruimen. Dat heeft de vis een slechte reputatie bezorgd bij de hoeders van de waterkwaliteit van de Nederlandse wateren. Niet geheel terecht overigens, daar troebeling veelal een kwestie is van een te hoge karperstand in combinatie met door de mens zelf verontreinigd water. Bovendien is het voor de karper zelf ook niet al te gunstig als ze te veel hutjemutje in een viswater zitten. Door gebrek aan voedsel kan de conditie van de vissen dan danig teruglopen. Kunnen ze echter voldoende eten, dan zijn karpers boven de 80 centimeter lang en een gewicht van boven de twintig pond heel gewoon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten